Het bonken hield maar niet op. Het was een beetje zachter geworden nadat ik een keer hard met mijn eigen lichaam terug had gebonkt, maar de beweging die dat had veroorzaakt was blijkbaar weinig indrukwekkend. Ik ging nog eens verzitten en lanceerde mijn schouderbladen de leuning in, met een pijnscheut in mijn nek als gevolg. Dit moest anders.
De ouders van het kind aanspreken vond ik niet echt een optie. Als ik gesprekken met vreemden kon vermijden, had dat de voorkeur boven bijna alles. Het geschop tegen de stoel was begonnen al voordat we de lucht in gingen, en ik had het misplaatste vertrouwen dat het vanzelf voorbij zou gaan.
'This too shall pass', was de mantra in mijn hoofd, maar ik hoopte dat 'this' wat sneller zou gaan.
Ik scrolde door het aanbod films en probeerde het bonken te negeren. Niks wat ik wilde zien of ik kende het al, dus ik speelde een tijdje poker tegen vijf virtuele figuren. Ik was wat naar voren gaan zitten, zodat ik het gedreun niet zo in mijn ruggengraat voelde. Om zo nog zes uur te blijven zitten leek me toch minstens onprettig, maar nog steeds woog het niet op tegen een confrontatie.
Het riemen-vast-lampje was uit en voorin zag ik dat de stewardessen hun karretjes met drank in beweging lieten komen. Ik ging mijn opties af: Geen koffie, want dat kwam mijn algehele tolerantie niet ten goede. Geen frisdrank of bier, want dan bleef ik plassen. Geen wijn, want het risico op bocht was te groot. Wodka met ijs leek mijn enige optie. De stewardess bood er een citroentje bij aan, met lichte verontwaardiging bedankte ik.
Het drankmoment was de eerste keer dat ik de stem van de ouders achter me hoorde. Ouder, het bleek maar één mevrouw te zijn, die met een verrassend prettige stem ook een wodka met ijs en zonder citroen bestelde. Het kind kreeg appelsap 'voor later' en ik ving iets op over 'zijn moeder', wat me een merkwaardig gevoel van opluchting gaf. Die stem kon niet zo'n irritant bonkend kind hebben.
Ik moest in slaap gevallen zijn, want opeens schrok ik wakker van een harde knal.
Lees meer