Dit gaat over Sarah, maar vooral over de jonge lerares die verliefd op haar wordt en die het verhaal vertelt. Het begin, het verloop en het einde van de relatie worden beschreven in het eerste deel van de roman tot het moment dat Sarah aan de lerares vertelt dat ze kanker heeft. Het tweede deel gaat over de verwarring die bij de lerares ontstaat na dat bericht.
De lerares heeft een dochter, vrienden en woont in Parijs. Haar dagen zijn voorspelbaar en zonder veel spannende gebeurtenissen tot ze Sarah ontmoet. Sarah verschijnt ten tonele bij vrienden op oudjaarsavond. Ze komt te laat, is luidruchtig, gebruikt straattaal, is slecht gekleed en is beeldschoon en heeft prachtige groene ogen. Dat ze uit de toon valt kan haar schijnbaar niets schelen. Sarah is violiste en gepassioneerd zowel in haar muziek als in haar levenswijze. 'Ze lééft' zoals de lerares vaak heel treffend zal zeggen in het eerste deel.
De lerares raakt bevriend met Sarah. De vriendschap wordt steeds hechter tot Sarah verklaart verliefd te zijn. Ze krijgen een relatie. De twee brengen steeds meer tijd met elkaar door zelfs als dat de lerares niet uitkomt. Sarah is veeleisend. De relatie neemt destructieve vormen aan waarbij Sarah soms krabt en slaat zonder door te hebben wat ze doet, zonder te zien dat ze verdriet veroorzaakt. Steeds vaker zegt Sarah met de relatie te willen stoppen omdat het niet meer gaat. De lerares raakt uitgeput en wil ook niet meer, maar beiden kunnen er geen punt achter zetten. Als het dan toch tot een breuk komt, raakt de lerares in een staat van latentie. Het gemis voelt ze in haar hele lichaam en ze heeft nergens zin in. Het enige wat ze doet is obsessief bezig zijn met Sarah. Als ze na enkele jaren geen weerstand meer kan bieden aan haar verlangen naar Sarah belt ze haar op. Sarah blijkt ernstig ziek te zijn.
In het tweede deel van de roman slaat de lerares op de vlucht. Ze is in verwarring, radeloos, weet niet meer precies wat er gebeurd is en wil zo ver mogelijk weg van Sarah. Ze is na het telefoontje bij Sarah langs geweest, maar ze weet niet meer in welke staat ze haar heeft achtergelaten. Het woord 'leven' gebruikt ze niet meer om Sarah te beschrijven, maar wat ervoor in de plaats is gekomen weet de lerares niet. Om na te kunnen denken, wil ze zo ver mogelijk weg zijn van Sarah en ze komt terecht in appartement in Triëst. Maar de verwarring en apathie nemen alleen maar toe.
Het verhaal dat in deze roman verteld wordt is simpel: twee vrouwen worden hartstochtelijk verliefd wat uiteindelijk destructieve gevolgen heeft. Er zijn in de literatuur meer van dit soort liefdes beschreven, maar in deze roman gaat het vooral om de manier hóé het beschreven is. Net als de lerares had ik continu het gevoel dat ik naar adem moest happen. De relatie en de emoties worden zo turbulent beschreven dat er geen rust is. Dit wordt mede veroorzaakt door de korte hoofdstukken, de korte feitelijke beschrijvingen en de zinnen waarin interpunctie ontbreekt. In het tweede deel weet je als lezer ook niet meer of de gedachten die de lerares over Sarah deelt, kloppen omdat zijzelf het niet weet. Hierdoor blijft onzeker wat het lot van Sarah is en wat de rol van de lerares daarin is.
Deze roman is prachtig en hartverscheurend. De liefde van de twee vrouwen is gepassioneerd en seksueel prikkelend beschreven. Niet voor niks kreeg Pauline Delabroy-Allard (1988) een nominatie op de shortlist van de Prix Goncourt en vier prijzen, waaronder de Prix du Style en de Prix du Libraires de Nancy-Le Point. Je moet wel tegen de stijl van schrijven kunnen want je voelt continu grote onrust. Hierdoor ga je als lezer intens meevoelen met de lerares en is het lastig het boek weg te leggen.
De conclusie na het lezen van deze roman kan alleen maar zijn dat het een grote aanwinst is voor de lesbische literatuur.
Dit gaat over Sarah (Ça raconte Sarah) is geschreven door Pauline Delabroy-Allard en naar het Nederlands vertaald door Aniek Njiokiktjien.
Koop dit boek bij de betere boekhandel of online.
ISBN: 9789044978193, uitgegeven door Signatuur.
*
Blijf op de hoogte!