Mel, de vrouw van het schoolplein, getrouwd, net als ik. Een man en kinderen. Mel die me vertelde dat ze soms met vrouwen was. Die in mijn oor fluisterde dat ze een minnaar wilde. Mel die me in verwarring bracht.
Toen ik haar vertelde wat ik voelde, nam ze mijn gezicht in haar handen en kuste me. Haar lippen. Er wakkerde iets in een adembenemende snelheid aan. Bij mij, bij haar. Er was geen houden meer aan. De brieven die volgden. De liefde. Het drama. Mijn hart dat dubbel brak. Gehavend wist ik na precies een jaar aan het slagveld te ontsnappen en me te redden uit het drijfzand waar ik tot aan mijn nek in zat.
En ik ging op zoek naar het pad dat me naar de brug zou leiden waar Judith met haar boeken zat.
4. Dit is mijn kans
We liepen langs de rivier naar de stad, Mel en ik. Haar man had ons vanaf de stoep uitgezwaaid. 'Tot later,' riep hij op zijn houten klompen. Hij ging de tuin weer in. Hij hield van de tuin, vertelde Mel. Ze had met hem gepraat. Een goed gesprek gehad. Het liefst was hij altijd bezig in de tuin, als hij niet aan het werk was. Of aan het klussen. De vakanties vond hij weinig aan.
'We zijn in elk geval weer in gesprek,' zei Mel. Ze klonk opgewekt. Ik was blij voor haar, ik gunde het haar dat het thuis wat beter ging. Bij de boom langs het water stonden we stil. Ze trok me naar zich toe en kuste me. Een ouder echtpaar liep langs, met een hond. Ze stapten opzij. De hond blafte. De man trok hem aan zijn riem naar zich toe. 'Af,' zei hij streng. De hond piepte.
'SM,' zei ze kordaat ze toen we weer verder liepen.
Ik schoot in de lach.
'Bondage,' vervolgde ze op dezelfde toon. 'Is dat iets voor jou?'
'Als dat is wat je nodig hebt…,' zei ik, ineens aarzelend. Ik keek vlug naar haar, van opzij. Meende ze nou wat ze zei?
Lees meer