Mel, de vrouw van het schoolplein, getrouwd, net als ik. Een man en kinderen. Mel die me vertelde dat ze soms met vrouwen was. Die in mijn oor fluisterde dat ze een minnaar wilde. Mel die me in verwarring bracht.
Toen ik haar vertelde wat ik voelde, nam ze mijn gezicht in haar handen en kuste me. Haar lippen. Er wakkerde iets in een adembenemende snelheid aan. Bij mij, bij haar. Er was geen houden meer aan. De brieven die volgden. De liefde. Het drama. Mijn hart dat dubbel brak. Gehavend wist ik na precies een jaar aan het slagveld te ontsnappen en me te redden uit het drijfzand waar ik tot aan mijn nek in zat.
En ik ging op zoek naar het pad dat me naar de brug zou leiden waar Judith met haar boeken zat.
6. Ik móet je zien
We stuurden SMS'jes. We appten elkaar. We schreven brieven. Ik schreef brieven. Ik probeerde niets te laten merken aan Casper en de kinderen. We waren met elkaar op vakantie en dat was dat. Maar ik trok me steeds vaker terug: op de wc, als ik iets ging halen in de supermarkt, bij het omkleden om naar het zwembad te gaan. En 's avonds schreef ik, uitgebreid, peinzend, zoekend naar de juiste woorden, vanuit het café. Ik kreeg berichtjes terug. Links naar liedjes, teksten, gedichten, foto's van schilderijen. Ze was niet zo'n schrijver, liet ze me weten. Het kostte haar moeite. Begripvol las ik over haar spelfouten heen.
Nog drie weken moesten we door zien te komen. Het leken drie maanden.
'Ik moet tussendoor een paar dagen naar huis, ik heb iets van mijn werk,' appte Mel. Ze had een retourtje geboekt, precies na het weekend dat wij vanuit Ierland thuis zouden komen. Ze zou heen en weer vliegen vanaf haar vakantieadres. Of ik dan een avond tijd voor haar had.
'Meen je dat?' appte ik. Mijn hart sloeg over.
'Ik móet je zien,' schreef ze.
Ik flipte bijna van blijdschap. Ik zat in stilte te juichen aan mijn tafel. Ik bestelde een groot glas Iers bier. Ik zou haar zien! Nog vijf dagen, nog vier, nog twee.
'Maandagavond heb ik met Mel afgesproken,' zei ik tegen Casper die aan het stuur zat.
Verbaasd keek hij me aan. We waren op weg naar de boot. De kinderen zaten achterin, allebei met een koptelefoon op en een iPad op schoot. 'Is ze dan al terug van vakantie?'
Ik vertelde dat Mel voor haar werk een paar dagen heen en weer naar Nederland moest.
'Ja, ja,' zei Casper. Hij grijnsde.
Lees meer