Mel, de vrouw van het schoolplein, getrouwd, net als ik. Een man en kinderen. Mel die me vertelde dat ze soms met vrouwen was. Die in mijn oor fluisterde dat ze een minnaar wilde. Mel die me in verwarring bracht.
Toen ik haar vertelde wat ik voelde, nam ze mijn gezicht in haar handen en kuste me. Haar lippen. Er wakkerde iets in een adembenemende snelheid aan. Bij mij, bij haar. Er was geen houden meer aan. De brieven die volgden. De liefde. Het drama. Mijn hart dat dubbel brak. Gehavend wist ik na precies een jaar aan het slagveld te ontsnappen en me te redden uit het drijfzand waar ik tot aan mijn nek in zat.
En ik ging op zoek naar het pad dat me naar de brug zou leiden waar Judith met haar boeken zat.
20. Boomtoppen
'Dan kom ik morgen met de auto,' zei Mel, terwijl ik een van haar kinderen op de achtergrond om een ijsje hoorde vragen. De mijne lagen allang te slapen, in hun niet verschoonde bedden omdat de schoonmaakster vandaag niet was geweest. Ze had haar ochtend deze week gewisseld met de vrijdag, vertelde Casper toen ik hem belde.
'En dat bepaal jij?' had ik gesnauwd. Mijn vrijdag, mijn dag met Mel!
'Had je dan liever zelf willen poetsen?' vroeg Casper verbaasd.
Maar Mel wist wel een leuk plekje, we zouden een wandeling kunnen maken, stelde ze voor. Ze kende een mooie route, niet te lang, niet te kort, een eindje verderop. Ze zou dan eerst de kinderen droppen op school, net als ik, en dan om de hoek van de straat in haar auto op me wachten.
De volgende ochtend scheen de zon al vroeg door het raam. De lucht kleurde van roze naar hemelsblauw. De kinderen treuzelden met hun brood tot ik ze naar buiten joeg. 'Hup, lopen jullie!' Ze renden voor me uit.
Op school zag ik Mel in de gang al staan. Ik zag haar glimlach terwijl ze over de haren van haar jongste dochter streek die haar een knuffel gaf en over de drempel stapte van haar klas. Mel gaf me een vlugge knipoog.
In de auto legde ze heel even haar hand op die van mij. We reden door een lint van dorpen, totdat we parkeerden bij een kasteel aan het water. Ooit was ik hier wel eens met Casper geweest. We stapten uit. Ik wilde haar een kus geven, zo graag, maar bijna onzichtbaar bewoog Mel naar achteren. 'Straks,' zei ze en ze liep een stukje voor me uit.
Het klinkerstraatje liep langs het kasteel, boog van de rivier af, door het dorpje heen en kwam uit bij het bos. Mel wees naar een verlaten huisje dat op de rand van het bos en een akker stond. Het zag er vervallen uit.
Lees meer