Mel, de vrouw van het schoolplein, getrouwd, net als ik. Een man en kinderen. Mel die me vertelde dat ze soms met vrouwen was. Die in mijn oor fluisterde dat ze een minnaar wilde. Mel die me in verwarring bracht.
Toen ik haar vertelde wat ik voelde, nam ze mijn gezicht in haar handen en kuste me. Haar lippen. Er wakkerde iets in een adembenemende snelheid aan. Bij mij, bij haar. Er was geen houden meer aan. De brieven die volgden. De liefde. Het drama. Mijn hart dat dubbel brak. Gehavend wist ik na precies een jaar aan het slagveld te ontsnappen en me te redden uit het drijfzand waar ik tot aan mijn nek in zat.
En ik ging op zoek naar het pad dat me naar de brug zou leiden waar Judith met haar boeken zat.
28. Wisseltijd
Op weg naar school. Op weg naar mijn werk. Op weg naar een leven met drie: de kinderen en ik. We moesten het samen doen. Dat was wat ik probeerde te doen. Ik kocht een beeldje met drie figuren die elkaar omarmden. Ze stonden in een kring. Ik zette het op de kast. Steeds als ik bijna moest huilen, keek ik ernaar. We zouden het wel redden. Het zou goedkomen. Allemaal.
Casper vroeg me of ik wist dat Mel in Spanje zat. Verbaasd keek ik hem over tafel aan. De kinderen waren boven aan het spelen. Ik zou zo naar het appartement toegaan.
'In Spanje?'
'Dat vertelde Ronald me, hij vroeg of de meisjes deze week een nachtje zouden kunnen blijven logeren. Hij moet ergens heen voor zijn werk. Geen punt natuurlijk. Ik leg ze wel bij Fenna op de kamer en dan breng ik ze 's ochtends gezellig met elkaar naar school.
'Oh ja,' zei ik alsof ik me het ineens herinnerde. 'Ik was even vergeten dat ze deze week al op reis zou gaan.' Ik stond op en liep naar de gang. Het was wisseltijd. Het beeldje op de kast liet ik staan. Dat was voor hier, in het huis waar ik zou blijven wonen, Casper was al op zoek naar een eigen plek. Maar eerst moesten alle papieren in orde zijn, het huwelijk definitief worden ontbonden, voordat we daarmee verder konden gaan.
Ik slikte. In mijn dromen had ik zo het voor me kunnen zien. Mel die misschien wel bij ons zou komen wonen, na een tijdje. Maar die droom was over. Ik zou hier alleen blijven, met de kinderen, week op, week af. Ik riep naar boven en hoorde een deur opengaan. Gebonk op de vloer, in het trappenhuis. Krijsend vloog Fenna achter Hugo aan. 'Geef terug,' gilde ze terwijl hij haar blauwe konijn over mijn hoofd heen gooide, naar Casper die achter me in de gang in de deurpost van de woonkamer was blijven staan.
Ik draaide me naar hem om en schoot in de lach. 'Jouw beurt,' grijnsde ik. Met een glimlach keek Casper me aan. Ik omhelsde de kinderen, die zich langs me heen probeerden te wurmen naar hun vader, en stapte naar buiten. Met een sprong zat ik op mijn fiets.
Onderweg voelde ik hoe het in mijn buik begon te knagen. Spanje. Hoezo? En waarom wist ik daar niks van? Straks was Mel hartstikke depressief. Of raakte ze ineens in paniek.
Lees meer